Testing testing
8 juli 2020De weerkamer
5 augustus 2020De uitdaging aangaan. Met jezelf. Dat doen we deze keer niet door in de natuur of in een veilige ruimte te mediteren, maar door het een graadje moeilijker te maken. We gaan mediteren in het park. Wel met onze eigen groep, dus je bent niet alleen. De meditatiekussens liggen klaar. Ga lekker zitten in kleermakerszit. Michael gaat ons voor in de strijd.
Het is een oud heuvelachtig park met uitzicht op het centrum van de stad. De weersomstandigheden zijn prima, het gras is droog en er lopen op dit tijdstip niet al teveel mensen voorbij. De schoenen plaatsen we achter ons waarna we gaan zitten. Voordat we onze twintig minuten stilte pakken, drukken we de handpalmen tegen elkaar en houden ze voor ons borstbeen. In deze houding buigen we naar voren. Niet schrikken bij dit ritueel. Ook atheïsten kunnen deze ritus uitvoeren zonder van hun ongeloof af te hoeven vallen. Het mediteren en alles wat er bij komt kijken, zit vol met rituelen. Het heeft mij maanden gekost om daar een klein beetje aan te wennen. Bij het mediteren in de zendo dien je ook altijd voordat je het lokaal binnenstapt uit respect een buiginkje te maken. Dit is bij mij nog steeds een heel beperkte kromming van het bovenlijf en evenmin heb ik de handen dan tegen elkaar. Ik krijg mijn weerstand daartegen maar niet gebroken. Heb ik wel respect voor alles en iedereen en de hele wereld? Je kunt het je afvragen bij dergelijke recalcitrantie.
Enfin, het buiginkje is gemaakt, hier in het park. Zo heten we elkaar welkom. Michael vertelt waarom we hier zijn en welke uitdaging we aangaan. Deels heeft het van doen met de wereldvrede, wat me deugd doet. Mediteren leert je anders naar de wereld te kijken, er anders op te reageren. Je kunt leren denken wat je wilt denken. Je leert de wereld op een andere manier te bekijken. Met mildheid. Ik wil dat heel graag leren, heel heel graag, maar er is ook op dit vlak nogal wat persoonlijke weerstand te overwinnen. Want hoe moet je in godsnaam alle oorlogen, verdriet, verderf, milieubelasting, bomenkap en vervuiling op een milde wijze tegemoet treden? Zelfs als je heel nuchter naar alle feiten kijkt, naar al wat gebeurt op deze aardbol, dan kun je toch weinig anders doen dan de haren uit je hoofd trekken en jezelf loeiend van onmacht op de grond laten storten omdat je nogal teleurgesteld bent? Hoe kun je anders dan in opperste wanhoop tegen al deze ellende en menselijke arrogantie aankijken? Dat kun je toch moeilijk in mildheid aanvaarden?
Uiteraard volgde op deze vraag annex noodkreet een bedachtzame respons van onze voorganger. Zen-meditatievelingen erkennen de bulk aan ellende zeker. En dat het erg en verschrikkelijk is ook. Alleen probeert men door meditatie in een staat te geraken waarin deze misère niet je hele leven overneemt. Juíst al die narigheid roept om een tegenreactie. Van die tegenreactie, van mildheid, liefde en respect, maken wij nu deel. Hier, in het park.
Dus. Vouw je handen in een mudra voor je navel. Hou je ogen geopend op een punt anderhalve meter voor je. We zijn stil.
Het park gaat ondertussen door. Maar daar laten we ons niet door afleiden. Wij tellen rustig bij onze uitademingen. Één. Twee. Drie. En zo verder tot tien. Althans, voor wie dat haalt. Ik probeer met geloken ogen de grassprietjes voor me in de smiezen te houden. En te tellen. Niet de sprietjes, maar de uitademingen. Het is wel ingewikkeld hier buiten. Het mag dan niet druk zijn, om ons heen gebeurt wel van alles. Vooral de vibraties achter mijn rug leiden me af. Binnen weet je dat zich niemand achter jou kan ophouden en zit je bovendien vaak vlak voor een muur. Maar hier? Ik mis rugdekking en voel alle zintuigen in mijn rug op scherp staan. Ik zou ogen in mijn achterhoofd willen hebben, zo irritant is dit gevoel. En toch, terug naar voren. Naar het gras. Terug naar het blikveld en laat die rug maar waar ‘ie is. Tellen. Weer van voren af aan. Één. Twee. Drie. Terwijl ik het niet wil, zie ik in mijn rechterooghoek een groepje hardlopers aankomen. Mijn blik houdt met volle kracht de sprietjes in het snotje en voor mijn geestesoog zie ik het woord ‘vier’ tevoorschijn komen. Voordat het eerstvolgende getal in de rij kan opdoemen, kiest mijn brein op enig moment tóch om het hoofd een klein beetje bij te draaien en de sportievelingen te volgen op hun route. Snel draai ik mijn hoofd weer terug. God, wat is afleiding gemakkelijk. We zitten hier dan wel stil, maar het vibreert om ons heen. We horen auto’s op de wegen langs het park. Kinderen bij de vijver. Vogels in de struikjes. Een specht in de verte. Een vliegtuig nog veel verder weg. Maar weer bij één beginnen, terug naar het tellen. Ik hoop dat het bij jou wat beter gaat, ik vind het bittermoeilijk.
Door al het geroezemoes waar te nemen en continu van de tel te geraken, ontspruit een licht gevoel van frustratie. Gemeengoed bij vele beginnelingen in de meditatiekunde. In de ergernis spreek ik mezelf streng toe dat ik, gloeiende takken, toch eens een keer écht mijn best moet gaan doen. Al is strengheid geen onderdeel van het Zen-festijn. Discipline, ja. Negatief oordelen, nee. Je leert van alle fouten en obstakels. Wat zegt het over mij dat ik mijzelf steeds laat afleiden? Tja, laten we nog eens kijken wat er bij mij allemaal fout gaat. Ik zal vast niet mogen antwoorden: “alles.” Dat zal wel weer negatief zijn.
Ik dwaal weer af. We zitten. We tellen. We zijn. We beleven het moment ten volle en door die aandacht kunnen we van alles en nog wat verwerken. Terwijl we ondertussen onze hersenstructuur dusdanig bijstellen dat we evenwichtigere mensen worden. Gelukkiger. Ach, al zou het maar voor een paar procent helpen om de uitdagingen van de existentie aan te kunnen gaan, het zou me veel waard zijn.
De bonenmaaltijd begint nu wat te irriteren. Weer zo’n afleiding. Maar, nu niet zuchten, gewoon door blijven gaan en waarnemen. Ik neem dus nu waar dat ik een wind zou willen laten. Wat best kan, hier buiten. Maar mijn billen zitten strak op het meditatiekussen en er is geen enkele ruimte om dat overschot aan lucht naar buiten te dirigeren. Heel licht hel ik naar voren, maar ik voel gelijk dat deze actie geen soelaas zal bieden. Mijn bilpartij blijft door die minimale vooroverbuiging volop aangesloten op het kussen. Ik hel weer lichtjes terug. De wind is inmiddels geresorbeerd door mijn lichaam. Nou ken ik mijn lichaam al een tijdje en het pure feit dat dit darmgas terug is gevloeid, wil geenszins zeggen dat er geen nieuwe buikbries zal opborrelen.
Sorry. Ik ben alweer afgeleid. Het is het lichaam. Dat gaat zijn eigen gang. Is er altijd en zit ook weleens in de weg. Soms heb ik het gevoel dat er teveel van is. Of dat het niet netjes is afgewerkt. Of voel ik me bezwaard omdat ik het niet als een tempel behandel. Ook daar kun je dus in tekort schieten. Je kunt in werkelijk álles tekort schieten. Niet aan denken nu. Tellen.
Rust en orde. Regelmaat en discipline. Een gevoel van grip. Allemaal zaken die ik zou willen bereiken met het dagelijkse meditatiemoment. Edoch, de maanden de er inmiddels zijn gepasseerd laten voor mijn gevoel nog geen enkele verbetering van mijn emotionele toestand zien. Eerder voel ik een fractie wanhoop en een vleugje cynisme als ik naar mezelf op het kussen kijk. Wat denk ik wel? Dit gaat natuurlijk nooit lukken. Ik ben er te negatief voor, ik doe te weinig spontaan mee. Ik ben te behoudend. Te bang voor mentaal sektarisch geweld. Groepsgedrag behoort tot een van mijn grootste kwellingen. Bij een samenkomst van meer dan vier personen begin ik al op mijn hoede te zijn en als iemand zegt dat iets ‘moet’, sta ik geestelijk onmiddellijk strak van de adrenaline. Het verklaart de moeite die ik heb met onze –hele vriendelijke- voorganger. Op commando handen vouwen of een buiging maken, ik vind het bijkans ondoenlijk en wil koste wat het kost een vorm van brainwashing voorkomen. Mijn brein verzandt continu in ironie en gekscherendheid a la Monty Python om de luchtigheid erin te brengen. Maar ondertussen ondermijnt dat mijn toewijding. Maar toewijding. Dat klinkt ook best eng. Toewijding aan wat? Jezelf, de wereld? Mijn god, wat is dit gecompliceerd. Hopeloos misschien wel. Zal mijn brein ooit de kolkingen achter zich laten en mij in kalmer vaarwater brengen? Een traan zakt langzaam over mijn wang naar mijn kin. Ik heb niet eens gevoeld dat ‘ie mijn ooghoek had verlaten.
Oh jee, de wind daalt weer in. Ik voel hem de weg naar de uitgang opglijden. Die nog steeds verstopt zit. Dichtgedrukt tegen het meditatiekussen. Vooroverhellen hielp niet, dus is het nu zaak om ongezien lichtjes de andere kant op te hangen. Daarbij probeer ik de druk van mijn billen op het kussen te verminderen door mijn bekken een minuscule tilling te geven. Dit zou genoeg ruimte moeten kunnen brengen om het darmgas de ontsnappingsroute te bieden. Helaas zijn mijn bewegingen allemaal te minimalistisch om enig effect te scoren. Dat gaat deze meditatiesessie niet meer lukken. Ik herinner mij een werkweek in Berlijn, ooit heel lang geleden. Toen durfde ik geen winden te laten. Vijf dagen lang had ik ze opgehouden. Ik kwam thuis als een ballon onder hoogspanning. Deze dertig minuten moeten dus geen probleem zijn.
Excuus. Tellen. Niet laten afleiden. Kijk naar de grassprieten. Luister naar wat er om je heen gebeurt. Acht niets. Minacht niets. Oei. Dat laatste is wel een beetje een achilleshiel van me. Minachting, verachting. Geconfronteerd met arrogantie is dat mijn natuurlijke reactie. Tezamen met mentale krimping tot het formaat van een stokstaartje. Goed om zich heen kijkend, maar vaak ook de kluts kwijt. Nou vind ik al snel iets arrogant. Nog zo’n dingetje. Jemig, wat een confrontatiemoment is het hier. Ik lijk wel een groot vat mislukkingen en misvattingen. Nog een half uur zo zitten en je zou een bepaald poeder gaan bestellen. Bij de les blijven dus.
De jongen die altijd moeite heeft om lang in kleermakerszit te zitten, zie ik wiebelen. Een voet wordt wat verder van zijn lichaam afgelegd. Ik zie zijn gezicht grimassen en daarna ontspannen. Jij gaat goed joh. Je zit stil als een Boeddha op je kussen en lijkt helemaal één te zijn met de omgeving en jezelf. Ben jij misschien een natuurtalent? Het zou zomaar kunnen.
Een niessalvo doorscheurt mijn gedachten. De jouwe ook? Recht achter Michael staan op een paar meter afstand een paar rouwdouwers die onze cirkel met een lichte schamper in zich opnemen. Ze zijn tamelijk gebodybuild en nu zie ik ook de bijpassende hond. Met zijn blokkige kop kijkt hij een totaal andere kant op dan zijn eigenaren. Zijn neus leidt hem weg van ons, in de richting van een smakelijk vrouwtje. Dat gaat de spierbundels te ver. Zij zijn hier aan de leiding en één van de mannen trekt hardhandig aan het touw. De hond slaakt een piep. Auw. Dat doet pijn. Bij mij ook. Zolang ik die gasten zag en hun minachting voor ons ervoer, was er niets aan de hand. Ik nam slechts waar. Dat deed ik best goed. Nu ik zie hoe ze die hond behandelen snijdt het bloed door mijn aderen. Moet ik hier ook niets van vinden? Moet ik hier indifferent naar kijken? Ik snap dat stuk van Zen niet. Zal het mij ooit lukken om niet meer tot in het diepst geraakt te worden bij oneerlijkheid, wreedheid, irritante types?
Oeps. Tellen. Tja. Daar zit ik dan te tellen. Tegen het leed in de wereld. Ik doe op dit moment geen vlieg kwaad, dat is een feit. Maar ik zorg er op dit moment evenmin voor dat allerlei ander kwaad wordt bestreden. Ik leid wel af. Jou bijvoorbeeld. Je doet het prima daar, op het kussen. Ik voel afgunst van mijn kant.
Eén. Twee. Drie. Vier. He, nu ben ik zelfs bij Vijf. Zes. Hoe ver zou ik komen? Ik ruik ineens de geur van het gras. We zitten ook midden in een grote weide. Dus die graslucht, dat klopt wel. Ik adem het diep in. Lekker geurtje. Maar tegenwoordig ook zo berucht vanwege alle mensen met hooikoorts. Waaronder ikzelf. Zou je hooikoorts door mentale stabiliteit weg kunnen ‘zennen’? Dan zou het wel heel ideaal zijn. Mensen die flink mediteren lijken ook wel heel gezond. Zeker als zij ook nog licht-ascetische dingetjes doen. Koud afdouchen, weinig eten. Geregeld afzien. Vroeg opstaan. Hoeveel Bourgondiërs doen eigenlijk aan meditatie? Met wie zou ik liever op vakantie gaan, met Bourgondiërs of met mensen die fanatiek Zen beoefenen? Weet je dat ik het niet zou weten? Met de Bourgondiërs heb je waarschijnlijk veel lol, maar voel ik me ontheemd omdat ik van mezelf niet zo’n op-de-tafel-springen-en-gaan-zingen-type ben. Bovendien ben ik daarvoor te gematigd met alcohol. Bij de Zen-mensen zou ik mogelijk de neiging krijgen om de discipline te tarten omdat ik daar iebelig van word.
Toch is discipline wel nuttig. Zonder discipline wordt het wel erg chaotisch. Al ben ik vaak sowieso al zo streng voor mezelf. Ik moet continu dingen. Van mezelf. Maar ik voel me helemaal niet zen. Is er een verschil tussen moeten en discipline? Oef. Wat kun je in je hoofd zitten. Geen wonder dat het zo weldadig is om gewoon maar te lopen of te fietsen. Door inspanning proberen uit het hoofd te raken.
Daar zie ik de arm van Michael bewegen. Naar de klankschaal toe. Het einde van de meditatie is nu zo dichtbij dat er een zucht van verlichting door mijn lijf gaat. Niet dé verlichting, daar kan ik alleen maar van dromen, maar een verlichting, een opluchting. Vandaag is het klaar. Maar de weg is nog maar amper begonnen.