Boeken, boeken, altijd meer boeken
28 februari 2020Meditatieoefening 1
10 maart 2020Het jaar daarvoor hadden mijn vriendin en ik een groepsreis ondernomen met een christelijke reisorganisatie. Mijn vader had toen nog gekscherend geroepen: “Als je maar niet met een gereformeerde thuiskomt”. En zowaar, ja. Na een weekje in Canadese kano’s te hebben doorgebracht, kwam ik met een jongen uit de Noordoostpolder thuis. En met anthuriums, want hij werkte bij zijn vader op de kwekerij. Mijn pa boos. Mijn moeder vond de bloemen juist heel mooi.
Ditmaal besloten we een ander type kano’s te gaan proberen, een andere reisorganisatie en een ander land. Het werden de Franse Alpen alwaar we twee weken gingen kamperen en wildwaterkanoën. Met onze gedachten nog bij de vorige reis, waar mijn vriendin ook een romantische flirt aan over had gehouden, togen we monter op reis. Als het net zo gezellig en knus zou worden als die zomer ervoor, konden we er nog lang van nagenieten. Dat pakte helaas anders uit. We bleken op een soort trainingskamp voor sportidioten terecht te zijn gekomen. Daar waar wij dachten dat het vakantie en wat peddelen en wat lachen zou worden, werden we al de eerste dag geconfronteerd met de buitenaards sportieve aspiraties van onze medekampeerders. Het waren stuk voor stuk topsporters uit de turn- meerkamp- en fietswereld. Het lachen verging ons dan ook snel. Het reveille was veel te vroeg, de kanotochten waren loodzwaar en op de ‘vrije zondagen’ gingen we lange wandeltochten maken waarbij mijn vriendin op een haar na bleef in een bronchitis-aanval. Tijdens die twee weken (twee weken, die kunnen láng zijn) stonden we doodsangsten uit. Je moest namelijk goed opletten in het snelstromende water, want anders ging je zo om en lag je ineens ondersteboven in je kano te hangen. En dat was nog niet eens het ergste. Ook het jezelf lostrekken door middel van het koord aan het spatzeil was te doen. Zelfs het vasthouden van de kano in de wild stromende rivieren was fysiek en mentaal nog op te brengen. Het moeilijkste was het psychisch verwerken van het gedril aan de zijlijn. De instructeurs waren als de dood dat er ineens een peddel in sneltreinvaart voorbij zou komen drijven die vervolgens met de noorderzon naar het laagland verdween. Dus werd je er elke keer uitermate duidelijk op gewezen dat je – wat er ook gebeurde- altijd je peddel vast moest houden. Ook al lag je in halve doodsangst in een felle stroming, altijd hoorde je ergens om je heen: “Peddel!! Vergeet je peddel niet!” Als om de feestvreugde en het vakantiegevoel te versterken, volgden er om de dag verhalen over hoe het is om te verdrinken. En dat dat geen pijnlijke dood was. Zelfs een fijne, zo leek het bijna. Je zou prachtig gaan hallucineren en onder het genot van de mooiste klanken en beelden het aardse voor het bovenaardse verruilen.
Ik heb één triomfantelijke herinnering aan deze trainingskampweken. Er was een plek met een zogeheten stopgolf. Dat is een waterstroming die door snel verval (een klein watervalletje als het ware) een bijzonder grote golf opwekt. Het is spannend om een kort moment op die golf te kunnen kanoën en gezond en wel de golf weer te kunnen verlaten. De echte cracks deden spelletjes met de golf en bleven er zo lang mogelijk in hangen. Ofwel met de punt van de kano omlaag ofwel als een te lanceren raket met de kanopunt omhoog. Voor ons zou een kort moment en de boel overleven al een hele kunst zijn.
Ik was op een leeftijd dat het voor mezelf uitermate belangrijk bleek om gewoon maar mee te doen, het verwerken zou later nog wel komen. Het irritante aan die stopgolf was, dat je al zo’n kilometer voor de golf in de kano moest stappen in een nogal onstuimige rivier. Later kon niet, want er waren geen goede opstapplaatsen. In die kilometer was het van het grootste belang (het moest eigenlijk gewoon) om overeind te blijven en dus niet om te slaan. Want dan konden ze niet voor de gevolgen instaan. Oh. Dus, peentjes zwetend koerste ik op de stopgolf af. In mijn triomf dat ik niet al vóór de golf om was geslagen, vergat ik op het moment suprême, oftewel, op het moment dat ik bovenop de stopgolf zat, om door te peddelen. Er werd geloof ik wel iets van de kant geroepen, maar je moet ook je eigen genietmomentjes hebben. Ik dacht dat ik het gehaald had en voelde de prettige sensatie die je kunt ervaren als een rotklus wonderwel goed is gegaan. Jammer, dat bleek niet waar. Omdat ik niet door peddelde, greep de golf me van achteren en sleurde me achterwaarts het onstuimige water in. Waarna ik dus in een waas van water alleen nog hoorde: “Je peddel je peddel!!”