Meditatieoefening 3
8 juli 2020Buurtfun
1 september 2020De wekker ontwikkelde zich tot een belangrijke bondgenoot tijdens mijn dienstverband bij het meteobedrijf. In het sollicitatiegesprek werd verteld dat de vroege dienst om 06.45 uur begon en of ik daar moeite mee zou hebben. Zijnde gecertificeerd in ‘overtuigd overkomen maar van binnen afsterven’, beantwoordde ik die vraag ontkennend. Lekker vroeg uit de veren, heerlijk. Maar toen de wekker dan om 05.30 uur rinkelde, perste niet zelden een vloek zich naar buiten. Welke gladiool had verzonnen dat iemand zo vroeg uit z’n warme nest moest kruipen? Middenin de nachtelijke rust werden dromen verscheurd en oren geteisterd. De drang om deze schrille klanken te negeren was dan ook groot. Om ongelukken te voorkomen (te laat komen) zette ik niet alleen een tweede wekker, die ver van mijn bed stond, maar sprong ik er ook altijd meteen uit. Snoozen zou het lijden slechts verlengen, net zoals het nemen van een warme douche mij uitstel van executie scheen. Veel collega’s hielden zich manmoedig vast aan beide rituelen, maar voor mij was dat weinig aanlokkelijk. Ik douchte sinds lange tijd al zittend op mijn knieën en op een dergelijk tijdstip zou ik zo weer in slaap kukelen. Áls ik al onder de douche zou gaan staan, dan zou dat een lauwe of koude moeten zijn. Kort maar krachtig en meteen de ogen op de wijdste stand en gaan!
In de loop der jaren ging Nederland almaar vroeger op pad en uiteraard wilden de diverse media dus hun weerberichten eerder ontvangen. Immers, de (auto)radio ging steeds vroeger aan en ook de nieuwsberichten, websites en teletekst dienden een adequaat en begrijpelijk weerbericht aan te bieden. Dus verschoof onze begintijd geleidelijk naar de late nacht. Gedurende lange tijd ging mijn bondgenoot dan ook om 4.38 uur af. Ik had exact 20 minuten nodig om uit bed te vallen, de essentiële onderdelen met koud water te wassen, mezelf mokkend aan te kleden, het haar zo ver als mogelijk in de plooi te gooien, de katten te voeren, de katten te aaien, de katten lief toe te spreken, mijn brood te pakken en in de auto te stappen. Dan volgde een rit van 30 minuten, inclusief parkeren op de eindbestemming. Met deze discipline kon ik een fractie voor 5.30 uur de weerkamer inlopen. Daar begon een soortgelijk autistisch structuurcircus. Ik zette de pc aan, deed het raam open voor frisse lucht, hing A4-tjes met de frontenserie van de komende vijf dagen voor mij op een concaaf scherm, inclusief vellen met kleine vakjes waarop bijbehorende neerslag-, temperatuur en windcontouren stonden, en ging een glas thee halen. Nadat de computer uit was gerateld en ik dus was ingelogd, zette ik alle benodigde applicaties op beide schermen, printte een meerdaagse verwachting uit en las mij vast in. Stipt om 5.45 uur schoof ik aan bij de nachtmeteoroloog, de zojuist binnengekomen bewaakmeteoroloog en eventuele andere mediameteorologen. Klokslag dat moment begon de overdracht die maximaal 15 minuten kon duren.
Een collega die te laat binnenkwam kon niet alleen rekenen op misprijzende blikken, er werd ook direct tegen hem of haar gezegd: “Kom, schiet eens op, je bent te laat, we zijn alvast begonnen.” Deze stiptheid was hard nodig vanwege de volle checklists en de vele deadlines. Met mijn perfectionistisch-calvinistische instelling wilde ook ik niets liever dan snel aan de bak en tempo maken. Go go go. Anders liep ik nog voor zes uur al achter op schema. En dat ging je niet meer rechttrekken. In mijn persoonlijke leven was ik net zo’n liefhebber van de tijd. Ik maakte concrete afspraken en was dan nog altijd vijf of tien minuten te vroeg. Eens belde ik vijf minuten later dan gepland bij mijn schoonzus aan. Zij keek mij vol trots aan. “Je bent te laat, wat knap.” Met een even-stipte vriendin maakte ik wel eens afspraken die niet het gangbare format hadden. Geen half of heel uur, zeg maar. Wij konden gemakkelijk om 14.40 afspreken in een café. 14.30 gingen we allebei net niet halen en om 15.00 vonden we te laat. Geen speld tussen te krijgen.
Na de overdracht begon het buffelwerk. Als een geoliede machine draaiden we door de dag, waarbij ik naast het vele schrijfwerk (voor kranten, websites) ook bij radiozenders de weersverwachtingen mocht uitdragen. Uiteraard onder strikte voorbereiding en met een lach. De klant hoorde graag een vrolijk weerpersoon en niet iemand met een ochtendhumeur. Die lach onderdrukte mijn geregeld opkomende zwaarmoedigheid. Was het een genetisch iets? In ieder geval bleef ik eraan werken om het onder de duim te houden, maar er was sprake van hardnekkige stalking. Ik hoopte dat als je je gezicht in een glimlach hield, depressieve gedachten niet meer verschenen. Dat bleek een misvatting.
De spannendste dagen waren die waarop we bijzonder weer over ons land hadden liggen of bijzonder weer dat eraan zat te komen. Sneeuw, storm, overstromingen, ijs, gladheid, hitte, zwaar onweer. Alles was mogelijk en vandaar dat buffelwerkdagen niet zelden voorkwamen. Zeker in de jaren dat we heel veel media moesten bedienen, was het tijdens dergelijke evenementen een kakofonie van toestanden. De weerkamer vormde een woelige zone, de stress was al bij de ingang te ruiken en af en toe volgde een ingehouden schreeuw omdat iemand nú iets moest doen. Veel radiostations wilden extra praatjes en wilden sappige details horen. Continu overleg tussen de mediameteorologen en de bewaakmeteorologen was belangrijk en af en toe ging het hard tegen hard. Wie vertelde de waarheid? Wat was er echt aan de hand? Had de bewaker die drukverlaging op zee wel gezien, hadden wij de maximumtemperatuur wel in het snotje, had een collega de uitdovende buien boven Frankrijk wel gezien? Zo discussieerden we ons een slag in de rondte om de verwachting steeds scherper te stellen. Ondertussen riepen we als volwaardige marktkooplui waarnemingen naar elkaar en renden de mediameteorologen studio in en uit. Net een radiostation opgehangen of de volgende belde alweer in. En uiteraard niet vergeten welke presentator je voor je had. De verwachtingen waren op zulke dagen meestal complex, de beroering hoog en de zenuwen tot op het bod getergd. Nog een geluk dat ik zo lichtvoetig door het leven ging. Oh, eh.
Het was een bijzondere plek al met al. Met hardwerkende en toegewijde collega’s. Bij tijden gierde de stress uit je ogen. Zowel bij ons als mediameteorologen als bij de hoofdmeteorologen en de gladheidsmeteorologen. In de nautische hoek, daar waar men verwachtingen voor de scheepvaart maakte, leek het er allemaal wat minder hectisch aan toe te gaan. Daar had men dan ook vaak last van ons wilde gedoe. Men vond ons druk en irritant en luidruchtig. Maar wij konden inmiddels niet anders meer. Wij deformeerden als team richting een straffe, onrustige en luide groep mensen die het allerbeste wilde. We kletsen een heel eind in de rondte, vaak over de achtergronden bij het weer en hoe we tot de beste verwachtingen konden komen. Maar nu en dan ook over hele andere zaken. Dan hoorden we uit de nautische hoek: “Stop eens effe met dat gedownload!”
Het weerbedrijf wilde succesvol zijn. De werknemers conformeerden zich daaraan en streefden naar de allerbeste verwachtingen. Zo groeide het bedrijf jaren als kool en liepen er steeds meer collega’s rond. Dat succes was er blijkbaar. Zoals er ook collega’s waren die geheel in lijn met de heersende tijdgeest al hun levensgeluk, toffe vakanties en goede gezondheid aan hun eigen inzet toeschreven. “Succes is een keuze,” schalden ze door de weerkamer. Gad-ver-damme. Kunnen er geen boetes uitgedeeld worden aan mensen die pertinente onzin verkopen ter eer en meerdere glorie van zichzelf? Een soort Saudische correctheidspolitie instellen die bij krankzinnige borstklopperij de persoon in kwestie stante pede afvoert in een busje met zwaailichten. Ik dacht aan het gezin in onze buurt. Zij waren de vleesgeworden ‘succeslozen’ van deze nieuwe eeuw. Met z’n vieren voor de televisie, elk met een BMI die gierend de grafiek uitspatte. Sociaal geïsoleerd door hun anders zijn en de vele kilo’s die ze meetorsten. Veel buurtbewoners liepen met een boog om dit gezin heen. Maar een keuze? Hadden zij een keuze? Hoe meer ik van ze te weten kwam, hoe onwaarschijnlijker dat me leek. Kinderen van hun ouders, van hun wijk, hun afkomst, hun intelligentie, hun karakter. Hoe ontwikkelt een mens zich als ‘ie als kind aan bomen wordt vastgebonden? Succes is een keuze. Kansen pakken. Kreten van de geslaagden. Slogans van de maakbare maatschappij gebezigd door snelle types die hun mondje kunnen roeren, de wereld rond kunnen reizen en niet innerlijk verteerd worden door onzekerheden, angsten, frustraties of ander ongemak.
Er kwamen geleidelijk wat meer van die snelle types de organisatie binnen. Uiteraard op de afdeling Marketing. Toch al een plek die patent heeft op mensen met een stevige partij zelfvertrouwen en een uit de kluiten gewassen snavel. Zo kregen we Karel voor de kiezen geworpen. De man waardoor onze bedrijfsvergaderingen nooit meer hetzelfde zouden zijn. Tot dan toe waren de halfjaarlijkse samenkomsten een monotone en niet zelden gemompelde opsomming van ontwikkelingen en processen. Nieuwe medewerkers werden officieel doorgenomen (vertrekkers waren er niet of nauwelijks), er was soms een gastspreker, de ondernemingsraad murmelde wat en de nieuwtjes van de personeelsvereniging vormden het hoogtepunt. Er was een voorzitter en een agenda, dus het was een vergadering. Maar sjeu, dat zat er niet in.
En toen kwam Karel. Een vlotte veertiger die de verkoopcijfers omhoog moest gaan katapulteren. Met ferme stappen banjerde hij door de kantine, grote praatjes over zijn sportieve capaciteiten debiterend, en passant de kantinedame beledigend. Een echte multitasker. Op de eerstvolgende vergadering stal hij de show met een wervelende powerpoint en dito praatjes. Sowieso waren we allemaal in shock; deze man stond op toen hij wat ging vertellen, terwijl de sprekers eerder altijd mummelend op hun plek bleven zitten, ogen gespitst op het papier dat de getallen vermeldde. Nee, dan deze bink. Die keek rond in de zaal terwijl hij sprak. Keek mensen aan, in de ogen. Sprak met wisselende intonatie en verhaalde over fantastische concepten voor de verkoop. Een kwartier had hij, waarin hij de boel flink opzweepte en de ene na de andere kleurige en fleurige dia toonde. Mooie plannen, puike ideeën, duidelijk verwoord. Collega’s bleven sprakeloos achter na zoveel PR geweld. “Wat een geweldige vent!” Ik dacht aan de spreuk ‘eerst zien dan geloven’ en aan het feit dat die man waarschijnlijk álles kon verkopen. Inclusief vrouw en kinderen.
Er was nog iemand die zichzelf fantastisch vond. Hij liep al jaren met zijn secondante door het pand alsof hij de grootdirecteur-kolonelgeneraal was. Dit koppel deed de ISO-toestanden, zodat in ieder geval de boekwerken op orde waren. Ik heb het niet vaak, maar bij deze man was het afkeer op het eerste gezicht. De vrouwonvriendelijkheid stond op zijn barse gezicht te geschreven met daarnaast het zinnetje: ik heb altijd gelijk. Eens zat ik naast hem bij een etentje, waarbij hij zoveel onzin en vooroordelen over tafel gooide, dat de toehoorders zich in hun eten verslikten. Als kers op het toetje meldde hij mij dat hij mijn soort wel kende. En dat het áltijd zo was dat íedereen, en zeker ik, na een aantal jaar met een vaste baan, een dure auto ging kopen. Hij wist het meer dan zeker. Dat hij mij tegen mijn zin een dikke Volkswagen door de strot duwde heb ik als een halve aanranding ervaren.